dinsdag 25 september 2012

Sporten: de conditie van een diabeet

Op het moment dat ik diabetes kreeg, sportte ik al redelijk veel. Ik ging een aantal keer per week naar de sportschool om allerlei lesjes te volgen: zumba, yoga, kickfun, noem maar op. Aangezien ik me nog niet bewust was van mijn ziekte en geen insuline spoot, zou je denken dat ik me erg moe en energieloos had gevoeld. Waarom? Omdat je lichaam insuline nodig heeft om de suikers (energie) uit je bloedbaan te halen. Als dat niet kan, moet het lichaam keihard werken op langzame vetverbranding.
Maar ik was me van geen kwaad bewust. Eigenlijk sportte ik pas sinds een half jaar weer, na een lange periode waarin de enige beweging die ik kreeg het fietsen van hot naar her was. En gedurende dat half jaar vertoonde ik ook al andere symptomen van diabetes, dus feitelijk was ik al ziek. Zodoende had ik geen vergelijking, en merkte ik niks van extra vermoeiing. Wat onbewust wel gebeurde, vermoed ik, is dat mijn lichaam onder de barre omstandigheden van insulinetekorten zich een superconditie ontwikkelde.
Daar kwam ik achter toen ik eenmaal weer ingesteld was op insuline. Op een nieuwe sportschool deed ik een conditietest en de uitstag was "Uitstekend", waar ik nogal verbaasd over was, want zó erg had ik me het afgelopen half jaar ook weer niet uitgesloofd. En als ik een rondje buiten ging rennen, kon ik zonder problemen een uur door blijven rennen, zonder enige ervaring. Dat werkte allemaal erg motiverend en ik ging steeds vaker rennen of naar de sportschool, totdat mijn knie moeilijk ging doen en de lol er weer van af was.

Er wordt veelvuldig gezegd dat sport heel goed is voor mensen met diabetes. Dat heeft meerdere redenen. Ten eerste, als je je lichaam in een goede conditie houdt, vermijd je de complicaties die je later in je leven kunt krijgen, complicaties die vaak te maken hebben met bloedsomloop en -vaten, en waar je gevoeliger voor bent als je bijvoorbeeld overgewicht hebt. Ten tweede heeft regelmatige beweging ook een bijzonder positieve invloed op je insuline-instelling: de insuline is namelijk veel werkzamer als je beweegt, en dus hoef je minder eenheden te spuiten, en dat levert weer minder schommelingen op in je bloedsuiker. Al met al heb je dus minder last van hypers en hypo's en maakt het je leven weer een stukje normaler.
Het is echter wel even uitzoeken, als je met sport of met insuline begint, hoe deze factoren invloed hebben op elkaar. Ben je hier nog niet aan gewend, dan kan het even spannend zijn, want het is gewoon een kwestie van uitproberen. Je leert van de ervaring, maar dan moet je die wel opdoen, ook al heb je kans op hypo's en hypers.

Ik kan me mijn eerste paar keer sporten na de opname in het ziekenhuis nog goed herinneren. Ik vond het ontzettend spannend, gezien mijn geringe ervaring met hypo's en de wetenschap dat ik er nu één zou kunnen krijgen. Ik wist dat ik voor het eten - als ik daarna ging sporten - minder insuline moest spuiten, en dus deed ik twee eenheden minder. Ook at ik een extra liga vlak voor het sporten, voor de zekerheid. Bloed prikken en noteren deed ik vóór, tijdens (na 30 minuten) en na het sporten, zodat ik goed in de gaten kon houden wat er gebeurde. De eerste keer ging ik naar yoga met een vriendin, en we hadden de instructrice ingelicht. Gelukkig ging dit helemaal goed, het was dan ook geen intensieve les vol beweging en koolhydraatverbranding. De keer daarop ging ik naar Zumba, een les waarin veel latijnsamerikaanse dancemoves worden gebruikt als aerobicmateriaal. Dit zag ik eigenlijk ook niet als iets intensiefs, maar achteraf gezien: het is een les waarbij je continue al je spiergroepen aanspreekt en dat door de lol ervan tracht te vergeten.
Het prikken na 30 minuten bleek geen onverstandige keuze te zijn. Ik zat op een bloedwaarde van 4.2 mmol/L, en dat zou nog in rap tempo doordalen. Ik nam meteen druivensuiker van Dextro energy, en nog weer een stuk liga. Ik zat ontzettend in dubio, want ik vond het verschrikkelijk om de les niet af te maken, voelde me als een soort van watje aangezien ook niemand in de zaal op de hoogte was deze keer. Ik wachtte vijf a tien minuten om mijn bloedsuiker weer te laten stijgen, en ging daarna toch weer meedoen, weliswaar onzeker en zonder volle 100% inzet. Bij de meting achteraf zat ik juist weer een beetje hoog, maar dat vond ik toen niet zo erg.
Zo verlaagde ik keer op keer mijn dosis insuline met sporten, ook op aanraden van de diabetesverpleegkundige, en uiteindelijk bleek dat ik maar twee eenheden insuline nodig had voor het avondeten, hoe koolhydraatrijk ook. Ook merkte ik verschillen in de tijdstippen van het sporten: als ik na het avondeten sport werkt het heel anders dan bijvoorbeeld in de ochtend of eind van de middag. Op dit moment, nu ik al tien maanden diabetes heb, weet ik het nog lang niet altijd zeker. Maar ik ben niet meer bang voor hypo's (aangezien ik die al vaak genoeg heb gehad) en ik hoef ook niet overdreven vaak meer bloed te prikken: dat doe ik tijdens het sporten alleen nog maar als ik me een beetje gek voel en zekerheid nodig heb. Want in de groffe lijnen kan ik nu wel voorspellen want mijn bloedsuiker doet.

donderdag 6 september 2012

Diabetes en risicoziekten: Coeliakie (gastblog)


Een poosje terug ben ik via mijn blog in contact gekomen met een meisje dat ook diabetes heeft. Ondanks dat we bij elkaar op school hadden gezeten, wist ik dat niet van haar. We hebben een paar keer afgesproken (gezellig samen insuline spuiten voor het eten), maar Maartje vertelde me dat ze er nog een ziekte bij had gekregen: coeliakie. Omdat dit een ziekte is waar je als diabeet verhoogde kans op hebt, heb ik haar gevraagd een stukje voor mijn blog te schrijven. Lees hier haar verhaal: 

Als diabetespatiënt heb je niet alleen te maken met je diabetes, je wordt ook herhaaldelijk gewezen op alle complicaties en ziekten waar je een verhoogd risico op loopt. Dat is een waslijst vol, variërend van blaasontsteking tot blindheid of depressiviteit. Gelukkig is een groot deel van deze risico’s terug te brengen tot ‘bijna normaal’ bij een goede instelling en regulatie van je suikers. 
Helaas is dit niet het geval voor een kleinere groep risico-ziekten, zoals coeliakie (spreek uit: seulieaakíe). Coeliakie ontstaat uit een zelfde soort afwijkend gen als diabetes, dus laten we zeggen dat als je een diabetesgen met je meedraagt, de kans groter is dat het zusje coeliakie in een ander gen verstopt zit. Bij mij werd op twaalfjarige leeftijd diabetes type I ontdekt en weer 12 jaar later, op 24-jarige leeftijd coeliakie. Ik ben overigens niet van plan hier een twaalfjarige traditie van te maken. 
Coeliakie staat in de volksmond beter bekend als glutenallergie. Hoewel dit eigenlijk twee verschillende dingen zijn, coeliakie is namelijk een auto-immuun ziekte en geen allergie, komt het er wel op neer dat je geen gluten mag eten. Toen ik 16 jaar was, waren de antistoffen in mijn bloed die de aanwezigheid van coeliakie aangeven al te hoog. Om zeker te zijn van de diagnose moest eerst gekeken worden door middel van een endoscopie of de darmwand inderdaad aangetast was. Gelukkig was ik onder narcose want ik schijn te hebben gepraat, gespuugd en mijn eigen infuus eruit te hebben getrokken. Ik geloofde er niet in en ik wilde er niet in geloven, en hierin werd ik bevestigd: uit het onderzoek bleek dat er niks aan de hand was. Opgelucht nam ik het leven van alledag weer op en hoewel bij iedere reguliere bloedcontrole dezelfde antistoffen verhoogd voor bleven komen, vond mijn dokter het niet nodig om zorgen te maken. Zijn redenatie was: als je geen klachten hebt, is er geen probleem. Ik had geen klachten, althans dat dacht ik. Achteraf terugkijkend ben ik al sinds mijn puberteit overmatig moe en was ik vaak ziek of leed ik aan de één of andere vage klacht. ‘Het zal de diabetes wel zijn’ dacht ik toen, of ‘zo ben ik nou eenmaal’. Toen ik op vrij late leeftijd overstapte van kinderarts naar internist is het balletje opeens snel gaan rollen. 
Deze dokter merkte al bij de tweede afspraak op dat ik vaak het woord ‘moe’ gebruikte, dat ik in korte tijd enkele kilo’s was afgevallen én dat ik een tekort had aan ijzer. De diagnose coeliakie was, na een dit keer rustig verlopen endoscopie, snel gesteld. De periode daarna was heftig. Aanvankelijk deed het me niet zo veel, ik was ervan overtuigd dat het in ieder geval op geen enkele manier mijn leven zou veranderen. Tot ik ontdekte dat dit leven op geen enkele manier meer hetzelfde is. Een leven waarin spontaan een paar dagen weg gaan, of onvoorbereid ’s ochtends de deur uit lopen geen optie meer is. Waarin eten, niet bereid door jezelf, niet te vertrouwen is. Ik werd moe en in korte tijd begon ik hevig af te vallen. Ik werd ziek en kon niet veel meer doen dan op de bank liggen. Toen ik in één week nog 2 kilo was afgevallen, heeft mijn dokter me naar het ziekenhuis gestuurd. Ik was ondervoed, hoewel ik altijd heel normale porties gegeten heb. De coeliakie had in de loop der jaren mijn darmwand dusdanig beschadigd dat er vrijwel geen voedingsstoffen meer werden opgenomen. Op dit moment, bijna een jaar na dato, functioneert deze darmwand weer voor 100% omdat ik me gehouden heb aan een glutenvrij dieet. Revalidatie van de klap die mijn lichaam gehad heeft gaat nog even door, maar ik voel wel al dat mijn lichaam niet meer de oude zal worden, want beter: de nieuwe.